CBBS; definities |
Functionele Mogelijkheden Lijst (FML)
De definities van de gebruikte begrippen in CBBS die ook door bedrijfsartsen gebruikt kunnen worden bij het vaststellen van de belastbaarheid.
Rubriek 1: Persoonlijk functioneren
Concentreren van de aandacht
Definitie: Zich volledig richten op de verwerking van informatie uit één bron en zich afsluiten voor afleiding door informatie uit: andere bronnen.
Verdelen van de aandacht
Zichafwisselend richten op de verwerking van informatie uit verschillende bronnen, zonder daarbij het overzicht over het geheel te verliezen.
Herinneren
Informatie die in het verleden in het geheugen is opgeslagen op het gewenste moment prompt reproduceren.
Inzicht in eigen kunnen
Zichbewust zijn van de reële eigen mogelijkheden tot functioneren, in relatie tot de eisen die vanuit de omgeving worden gesteld en de kansen die vanuit deze omgeving worden geboden.
Doelmatig handelen (taakuitvoering)
Afzonderlijke, bekende deelactiviteiten gecoördineerd uitvoeren, afgestemd op het realiseren van een bekend doel in een bekende omgeving.
Zelfstandig handelen (zelfstandige taakuitvoering)
Het onderkennen, optimaliseren en benutten van de beschikbare ruimte voor het eigen handelen
Handelingstempo
De snelheid van het handelen
Overige beperkingen in persoonlijk functioneren
Beperkingen in aspecten van persoonlijk functioneren die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.
Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid
Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in persoonlijk functioneren, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.
Rubriek II: Sociaal functioneren
Zien
Waarnemen met de ogen
Horen
Waarnemen met de oren
Spreken
Zich verstaanbaar maken met mondelinge taaluitingen
Schrijven
Zich verstaanbaar maken met schriftelijke taaluitingen
Lezen
Begrijpen van geschreven taaluitingen
Emotionele problemen van anderen hanteren
Hulp bieden aan andere mensen in probleemsituaties waarbij menselijke gevoelens in het geding zijn, zonder er zelf nadelige gevolgen van te ondervinden.
Eigen gevoelens uiten
Uitdrukking geven aan eigen gevoelens in overeenstemming met de momentane sociale context.
Omgaan met conflicten
Openlijke onenigheid in goede banen leiden.
Samenwerken
In groepsverband een taak uitvoeren.
Vervoer
Zelfstandig reizen van en naar het werk.
Overige beperkingen sociaal functioneren
Beperkingen in aspecten van sociaal functioneren die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.
Specifieke voorwaarden voor sociaal functioneren in arbeid
Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in het sociaal functioneren, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.
Klanten
Is het noodzakelijk omgaan met klanten een kenmerkende taak van de functie? Dit geldt bijvoorbeeld voor de functie van verkoper, baliemedewerker en buschauffeur.
Patiënten
Is het noodzakelijk omgaan met patiënten en hulpbehoevenden een kenmerkende taak van de functie? Het gaat om het contact dat nodig is om personen te verzorgen en te begeleiden, niet om contacten die voortvloeien uit het werk als schoonmaker (ster), receptionist of onderhoudsmedewerker in een ziekenhuis of verpleeghuis.
Solitaire functie
Is het niet kunnen terugvallen op collega's of direct leidinggevende voor de uitvoering van de functie als kenmerkende omstandigheid in het werk. Deze omstandigheid is kenmerkend voor bijvoorbeeld de functie van internationaal chauffeur, buschauffeur, vertegenwoordiger, verkoper in éénmansfiliaal.
Contact met collega's
Voor dit aspect wordt gebruik gemaakt van de beschikbare informatie over de vereiste samenwerking in de functie. De aanname daarbij is dat naarmate er minder noodzaak tot samenwerking in de functie is daarmee ook de noodzaak tot contact met collega's zal afnemen. Een voorbeelden van een functie waarbij samenwerking met collega's geen kenmerkende eis is: postbode.
Leidinggeven
Zijn er noodzakelijk leidinggevende aspecten verbonden aan de uitoefening van de functie, als kenmerkende taak. Het instrueren en begeleiden van stagiaires wordt alleen als leidinggeven beschouwd als het als taak verbonden is aan de functie. Voorbeelden van leidinggeven hoofd administratieve afdeling, ploegbaas van een inpaklijn, uitvoerder op een bouwplaats.
Rubriek III: Aanpassing aan de fysieke omgevingseisen
Hitte
Het langer dan 5 minuten aaneengesloten actief zijn bij temperaturen hoger dan 35°.
Koude
Het langer dan 5 minuten aaneengesloten actief zijn bij temperaturen lager dan -15°C.
Tocht
Het blootgesteld zijn aan sterke luchtverplaatsing.
Huidcontact
Huidcontact met vaste en / of vloeibare stoffen.
Beschermende middelen
Het dragen van persoons- of productbeschermende middelen.
Stof, rook, gassen, dampen
Het werken in een omgeving waar stof, gas en/of damp de atmosfeer belasten.
Stof
luchtverontreiniging door vaste deeltjes met een doorsnede van 0,5-5 µ (ontstaat veelal bij mechanische bewerkingen).
Rook
luchtverontreiniging door vaste deeltjes met een doorsnede van 0,01-0,1 µ (ontstaat door verbranding)
Gas
luchtverontreiniging door chemische verbindingen in gasvormige toestand.
Damp
luchtverontreiniging door fijn verdeelde vloeistofdeeltjes met een doorsnede van 0,1 µ (ontstaat door condensatie en verstuiving)
Geluidsbelasting
Het werken in een omgeving met lawaaibelasting
Trillingsbelasting
Het blootgesteld zijn aan grove trillingen of stoten, waardoor het lichaam of lichaamsdelen in een trillende of schokkende beweging raakt of raken.
Overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden
Beperkingen in aspecten van fysieke aanpassingsmoeilijkheden die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.
Specifieke voorwaarden voor aanpassing aan de fysieke arbeidsomgeving
Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in fysieke aanpassingsmogelijkheden, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.
Rubriek IV: Dynamische handelingen
Dominantie
Lokalisatie beperkingen
Hand en vingergebruik
Het gebruik van polsen handen en vingers voor het uitvoeren van diverse grepen, het uitoefenen van knijp - en grijpkracht, fijn -motorische en repetitieve hand - en vingerbewegingen.
Bolgreep
Het gebruik van polsen, handen en vingers om een bolvormig object te omvatten, vast te pakken en te manipuleren (flexie van duim en vingers).
Pengreep
Het gebruik van polsen, handen en vingers om een object tussen de toppen van twee vingers en de duim vast te pakken en te manipuleren, ook wel driepuntsgreep genoemd (de duim tegenover twee vingers plaatsen).
Pincetgreep
Het gebruik van polsen, handen en vingers om een object tussen de toppen van de duim en één vinger vast te pakken en te manipuleren (de duim tegenover een vinger plaatsen).
Sleutelgreep: het gebruik van polsen, handen en vingers om een object tussen de duim en een vinger te klemmen en te manipuleren. De duim moet tegen het eerste / tweede kootje van de (wijs)vinger gedrukt kunnen worden om fijne grepen met enige kracht te kunnen uitoefenen.
Cilindergreep
Het gebruik van polsen, handen en vingers om staafvormig object vast te pakken en te manipuleren, (vingers vormen een haak om het object, duim sluit de haak).
Knijp/grijpkracht
Het gebruik van polsen, handen en vingers om kracht op een object uit te oefenen.
Fijn -motorische hand/vingerbewegingen
Het gebruik van polsen, handen en vingers om nauwkeurige vingerbewegingen uit te oefenen met gedoseerde krachtsuitoefening.
Repetitieve hand/vingerbewegingen
Het gebruik van polsen, handen en vingers om frequent herhaalde bewegingen uit te voeren om objecten te manipuleren.
Tastzin
Het waarnemen van indrukken via aanraking.
Toetsenbord bedienen en muis hanteren
Het bedienen van de standaardmiddelen om een computer te gebruiken
Werken met toetsenbord en muis
Het bedienen van de standaardmiddelen voor computergebruik gedurende de werkdag.
Schroefbewegingen met hand en arm
Gecoördineerde activiteit van vingers, hand en arm om een voorwerp, met enige krachtsinspanning, een slag te draaien, te buigen ofte vervormen.
Reiken
Het actief verplaatsen van de handen door strekken en buigen van de armen.
Frequent reiken tijdens het werk (ongeveer 20 keer per minuut)
Het veelvuldig actief verplaatsen van de handen door strekken en buigen van de armen tijdens de werkdag, doorgaans niet verder gestrekt dan aangegeven onder item IV.8 (reiken).
Buigen
Het voorover buigen van het bovenlichaam en kort daarna weer in de uitgangshouding terugkeren.
Zie item IV. 11 (frequent buigen tijdens het werk).
Frequent buigen tijdens het werk (ongeveer 10 keer per minuut)
Het veelvuldig voorover buigen van het bovenlichaam en kort daarna weer in de uitgangshouding terugkeren tijdens de werkdag, doorgaans niet verder voorover gebogen dan aangegeven onder item l V. 10 (buigen).
Torderen
Het zijwaarts naar achteren draaien van het bovenlichaam en kort daarna weer in de uitgangshouding terugkeren.
Duwen of trekken
Met inzet van het eigen lichaamsgewicht, op voorwerpen duw - of trekkracht uitoefenen, ongeacht of men zich zichzelf daarbij voortbeweegt.
Tillen of drage
Tillen: het met de hand(en) oppakken, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen met een gewicht van tenminste ongeveer 1 kg (meer dan 500 gram). Dragen: het verplaatsen van voorwerpen met een gewicht van tenminste ongeveer 1 kg (meer dan 500 gram) met: gebruik van de hand(en) en arm(en).
Frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per minuut)
Hanteren door tillen: het veelvuldig met de hand(en) oppakken, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen met een gewicht van ruim 1 kg tijdens de werkdag.
Hanteren door dragen: het veelvuldig verplaatsen van voorwerpen met een gewicht van ruim 1 kg met gebruik van de hand(en) en arm(en) tijdens de werkdag.
Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per uur)
Hanteren door tillen: het veelvuldig met de hand(en) oppakken, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen met een gewicht van ongeveer 15 kg tijdens de werkdag
Hanteren door dragen: het veelvuldig verplaatsen van voorwerpen met een gewicht van ongeveer 15 kg met gebruik van de hand(en) en arm(en) tijdens de werkdag.
Hoofdbewegingen maken
Het hoofd in alle richtingen bewegen.
Lopen
Het zich te voet verplaatsen gedurende een bepaalde tijd achtereen.
Lopen tijdens het werk
Het zich te voet verplaatsen gedurende een bepaald aandeel van de totale werkdag, doorgaans niet langer achtereen dan aangegeven met item IV. 18 (lopen).
Trappenlopen
Het oplopen en/ of aflopen van trappen met horizontale vlakke treden, waarbij normaliter de hulp van handen niet noodzakelijk is.
Om een idee te krijgen;
een bordes is 1-5 treden
een portiektrap is 5-6 treden
een nieuwbouwetage is 13-14 treden
een oud grachtenpand is17-19 treden
een kantoor etage is 17-18 treden
een fabrieksetage is 17 - 22 treden
Klimmen
Het zich verticaal verplaatsen via ladders, constructies, klimijzers, dijken, daken, in en uit vrachtauto's et cetera, waarbij de hulp van de bovenste extremiteit noodzakelijk is.
Knielen of hurken
Het buigen van knieën en heupen om het lichaam op (één van beide) knieën of beide voeten te laten rusten, en kort daarna weer terugkeren in de uitgangshouding.
Overige beperkingen van het dynamisch handelen
Beperkingen in aspecten van het dynamisch handelen die niet of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items (1-22) van deze rubriek.
Specifieke voorwaarden voor het dynamisch handelen in arbeid
Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in dynamisch handelen, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.
Rubriek V: Statische houdingen
Zitten
De lichaamshouding aannemen waarbij het lichaam rust op het zitvlak en deze houding gedurende een bepaalde tijd achtereen handhaven.
Zitten tijdens het werk
In zittende houding werken gedurende een bepaald aandeel van de totale werkdag, doorgaans niet langer achtereen dan aangegeven met item V.1 (zitten).
Staan
De lichaamshouding aannemen waarbij het lichaam rust op de benen waarvan er tenminste één vrijwel is gestrekt, en die houding gedurende een bepaalde tijd achtereen handhaven.
Staan tijdens het werk
In staande houding werken gedurende een bepaald aandeel van de totale werkdag, doorgaans niet langer achtereen dan aangegeven met item V.3 (staan).
Geknield of gehurktactief zijn
De lichaamshouding aannemen waarbij knieën en heupen gebogen zijn en het lichaam op (één van beide) knieën of beide voeten rust, en deze houding gedurende enige tijd achtereen handhaven.
Gebogen en/of getordeerd actief zijn
De lichaamshouding aannemen waarbij het bovenlichaam voorover gebogen is en/of zijwaarts naar achteren gedraaid, en deze houding gedurende enige tijd achtereen handhaven.
Boven schouderhoogte actief zijn
Het verrichten van werkzaamheden boven schouderhoogte, ongeacht vanuit welke lichaamshouding.
Het hoofd in een bepaalde stand houden tijden het werk
Het hoofd in een gedraaide stand brengen en die houding gedurende enige tijd achtereen handhaven.
Afwisseling van houding
De mogelijkheid hebben om te veranderen van werkhouding, volgens specificaties van de verzekeringsarts
Overige beperkingen van statische houdingen
Beperkingen in aspecten van statische houdingen die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.
Specifieke voorwaarden voor statische houdingen in arbeid
Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in statische houdingen, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.
Rubriek VI: Werktijden
Perioden van het etmaal
Vier dagdelen van gelijke duur: voormiddag, namiddag, avond en nacht.
In het CBBS worden 4 dagdelen onderscheiden:
Voormiddag 06.00-12.00 uur
Namiddag 12.00-18.00 uur
Avond 18.00-00.00 uur
Nacht 00.00-06.00 uur
Uren per dag
Het aantal werkuren per dag
Uren per week
Het aantal werkuren per week.
Overige beperkingen ten aanzien van werktijden
Beperkingen ten aanzien van werktijden die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.
Geschreven door | : |
Datum totstandkoming | : 28-01-2011 |